In Parochiekontakt van september 1992 verscheen dit artikel. Ik vermoed, dat de bekritiseerde uitspraken in Nederland niet meer gemakkelijk zullen voorkomen. Ze zijn immers in strijd met de wet. Niemand mag worden gediscrimineerd op grond van zijn seksuele geaardheid. De hoofdredacteur Ruud Sonnen S.J. z.g. schreef de inleiding. Eind juli verschenen in de dagbladen berichten over richtlijnen, die door de Vaticaanse Congregatie van de Geloofsleer waren uitevaardigd. Daarin wordt homosexualiteit gezien als een voor de maatschappij risicovolle afwijking. Daarom zouden homosexuelen geen leraar, sporttrainer of militair mogen worden en geen kinderen mogen adopteren. Zo zouden homosexuelen ook geen goedkope huurwoningen mogen krijgen, want die zijn voor gezinnen met kinderen bedoeld. De overheid mag de rechten van homosexuelen beperken net als die van krankzinnigen en van mensen met gevaarlijke besmettelijke ziekten beperkt worden. Deze berichten brachten John Jorna ertoe het volgende bericht te schrijven.
Wat staat er geschreven in de wet?
Soms als ik de krant lees en zie wat er allemaal om mij heen gebeurt, denk ik wel eens: "Wat zou Jezus daar nu over gezegd hebben als hij nu zou leven?" Mensen zorgen niet goed voor elkaar. Er is te weinig personeel in verpleeghuizen. Mensen vermoorden elkaar in Noord-Ierland en Bosnië. Maar zelfs onze kerk gedraagt zich soms zeer onbarmhartig. En zo bedacht ik een moderne versie van het verhaal van de Barmhartige Samaritaan. In die tijd trad een wetgeleerde naar voren om Jezus op de proef te stellen. Hij zeide: "Meester wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?" Jezus sprak tot hem: "Wat staat er geschreven in de Wet?" Hij gaf ten antwoord: "Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en met geheel uw ziel, met al uw krachten en met geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf." Jezus zei: "Uw antwoord is juist, doe dat en gij zult leven." Maar omdat hij zijn vraag wilde verantwoorden, sprak hij tot Jezus: "En wie is dan mijn naaste?" Nu nam Jezus het woord en zei: "Eens viel iemand, die op weg was naar vriendschap, in handen van potenrammers. Zij sloegen hem in elkaar en beroofden hem van zijn geld en papieren en toen zij aftrokken lieten ze hem half dood liggen. Bij toeval reed daar juist een Romeinse kardinaal voorbij, hij zag hem wel maar stuurde de wagen er in een boog omheen. Hoe moest hij anders op tijd op de vergadering komen? Zo deed ook een medewerker van de plaatselijke Caritas. Behoorde dat wel tot zijn takenpakket? Toen kwam er een Turk voorbij op zijn fiets op weg naar een schoonmaakklus. Hij zag hem en kreeg medelijden. Hij knielde bij hem neer, deed mercurochroom op zijn wonden en verbond ze. Toen zette hij hem voorzichtig op de bagagedrager van zijn fiets en reed voorzichtig naar de eerstehulppost. Daar liet hij een paar wonden hechten en hem verbinden en gaf het geld omdat het slachtoffer ook van zijn zorgpas beroofd was. En bij de opname verklaarde hij zich garant voor de verdere verpleegkosten. Wie van de drie lijkt u de naaste van de man, die in handen van criminelen gevallen is? " Hij antwoordde: "Die hem barmhartigheid betoond heeft." En Jezus sprak: "Ga dan en doe gij evenzo." september 1992