Koen van Gulik in een schriftelijk interview

EEN TERECHTE NUMMER 1

 

Ik werd geboren in 1957, midden in de tijd van de wederopbouw, in katholiek Eindhoven. Mijn vader werkte als journalist voor het Eindhovens Dagblad en mijn moeder was directiesecretaresse bij Philips tot ze na haar trouwen haar baan moest opgeven. Beider leven was getekend door de oorlog. Hun toekomstverwachtingen werden er door gefnuikt, want in en na de oorlog kon er weinig. Dus geen studie, geen conservatorium. Het heeft ze wel gemaakt tot hartstochtelijke democraten: nooit meer dictatuur. Mijn vader PvdA-er, mijn moeder VVD-er. Het huwelijk heeft ook geen stand gehouden. Ons moeder is begin jaren zeventig de gemeentelijke politiek ingegaan, werd raadslid en later wethouder van cultuur in Eindhoven. Zij heeft mij keer op keer gezegd dat er geen belangrijkere en mooiere uiting van politiek is dan de lokale: die gaat over de mensen die je op straat, in de winkel, op het sportveld, in het koor, tegenkomt, jouw medeburgers. En ze heeft me doordrenkt van de gedachte dat je verantwoordelijkheid moet nemen voor de samenleving, door actief te worden in het verenigingsleven, of de politiek.

De generatie van mijn ouders wist een ding. Hun kinderen moesten het beter krijgen dan zij, en daar was een duidelijke weg voor: leren, leren en leren, liefst aan de universiteit, en daarna een vaste baan, bij voorkeur in het onderwijs of elders bij de overheid. Onze ouders waren getekend door de crisisjaren van de jaren dertig, waarin bedrijven massaal werknemers loosden, de werkloosheid en armoede enorm waren, en een betrekking bij de overheid de enige garantie op een veilig bestaan bood.

Ik ging naar het Augustinianum, het gymnasium waar ook Dries van Agt en Hans Gruyters hun middelbare school doorliepen. In hun tijd werd het Augustinianum nog uitsluitend door jongens bezocht, toen ik er in 1969 binnenstapte was het net een gemengde school geworden. De taakopvatting van onderwijs – ik ben een Mammoetkind – was anders dan nu. Op school werd cognitieve kennis bijgebracht, aan maatschappelijke vorming werd nauwelijks gedaan, evenmin aan godsdienst, wat voor een katholieke augustijner school toch apart was. Die geestelijke en humane vorming werd overgelaten aan het leven buiten de school, in de eerste plaats aan de ouders.

Na de middelbare school heb ik in Utrecht, Amsterdam en Lecce (in Italië) oude geschiedenis en archeologie gestudeerd. Na het doctoraal bevonden Nederland en ik ons midden in de crisis van de jaren tachtig. Ik heb in mijn levensonderhoud voorzien als vertaler, daarna tekstschrijver, en uiteindelijk als communicatieadviseur, met een eigen bedrijf. In 1998 ben ik overgestapt naar de boekenuitgeverij, en daarin werk ik nog steeds, als uitgever van Wereldbibliotheek, de uitgeverij die Leo Simons in 1905 oprichtte om het volk te verheffen.

Mijn vrouw Myrthe en ik kwamen in 2008 in Bunnik wonen. Onze dochter Feline was toen 4. Ze ging naar de Anne Frankschool, waarvan ik MR-voorzitter ben geweest. Myrthe stierf in 2018, Feline is nu 17.

Op de laatste verjaardag van Myrthe in september 2017 gaf ik weer eens af op de Bunniks politiek, waarop Alex Kaat, toen bestuurslid van P21, zei: “Als je het zo goed weet, waarom doe je het dan niet zelf?”. Dat trof doel, want ons moeder had hetzelfde gezegd, veertig jaar eerder, toen ik me weer eens kwaad maakte op wat er politiek in Eindhoven mis was. Dus heb ik me kandidaat gesteld voor de verkiezingen van 2018 en kwam ik in november 2019 in de Raad. Ik moest wel lid worden van P21. Mijn derde politieke partij, na D66 waarvan ik lid was in de jaren ‘70, de PvdA, waarvan ik ergens in het eerste decennium van deze eeuw lid was.

Politiek is heel anders dan wat ik eerder deed, een bedrijf besturen, een opgraving leiden, een koor en een MR voorzitten. Er zijn geen gezagsverhouding, er is geen hiërarchie. Mijn mening voor een andere. Dat vond en vind ik ongemeen spannend, je moet anders omgaan met mensen, met meningsverschillen, het vereist een totale herbezinning op je eigen gedrag. En dat moet je leren.

Wat me in de ruime twee jaar die ik nu Raadslid ben, heel duidelijk is geworden, is dat al het persoonlijke politiek is, en al het politieke persoonlijk. Als de menselijke verhoudingen goed zijn, krijg je iets voor elkaar, in de fractie, in de Raad, met het College, met de buurtverenigingen, met actiegroepen, met burgerinitiatieven. En hoe je dat doet? De ander respecteren, luisteren, vragen, samen aan iets werken, en heel veel lol maken. Dan krijg je ook iets terug voor de vele, vele uren die je erin steekt.

Een mooi voorbeeld van waartoe zo’n houding kan leiden, was de kennismakingsbijeenkomst die Samen Werken aan een Veilig, Leefbaar en Bewust Werkhoven op 1 maart had georganiseerd. Daar presenteerden vier zeer gemotiveerde, goed voorbereide en enthousiaste vertegenwoordigers van dit burgerinitiatief hun ideeën en plannen voor wat zij als toekomst van Werkhoven zien. Ik zag daar meteen een gouden kans in om een andere vorm van burgerparticipatie uit te proberen, een waarbij de burger het initiatief neemt, en de gemeente helpt om dat initiatief tot werkelijkheid te maken. Dat is ook in het belang van de gemeente, want die is structureel onderbemenst door alle taken die de landelijke overheid in het tuintje van de lokale overheid heeft gekieperd, zonder er adequate financiering bij te leveren. Het is ons vaste voornemen deze pilot gestalte te geven in de komende Raadsperiode.

Wat daarin nog op ons afkomt, ik weet het niet. In ieder geval de energietransitie, en dat betekent keuzes maken voor duurzame energieopwekking. Wij hopen dat de andere fracties in de komende Raad realistisch worden, en willen meewerken aan een beredeneerde klimaatstrategie, die geen enkele vorm van opwekking bij voorbaat uitsluit. Ook hoop ik dat de nieuwe Raad op beredeneerde wijze wil omgaan met de woningbouwopgave. Want huizen bouwen zonder oplossingen te vinden voor mobiliteit, leefbaarheid, groen, dat is een heilloze weg. Dit dossier gaat me na aan het hart, ik heb me er de voorbije twee-en-een-half jaar in vastgebeten. En dat zal ik de komende vier jaar blijven doen.

 

Koen van Gulik

15e jaargang, Nr. 704, Gastschrijver

 

Leave a Reply