AFGESCHOVEN OP DE INDIVIDUELE BURGER
Juichende krantenkoppen. Het probleem van de vergrijzing is opgelost door de overheid, die met een aantal maatregelen er voor heeft gezorgd, dat het voor de overheid in de toekomst geen probleem meer is. Maar de vergrijzing blijft en brengt problemen met zich mee. Eerst moeten we meer inzicht hebben in het verschijnsel.
Met vergrijzing bedoelen we, dat het percentage 65plussers stijgt. Hoe komt dat? Ten eerste stijgt de gemiddelde leeftijd van overlijden. We hebben een hogere levensverwachting. Dat is geen probleem, integendeel. We leven langer en genieten ook langer een goede gezondheid. Dit ouder worden is dan ook niet de oorzaak van de toenemende behoeft aan zorg. Die komt alleen wat jaren later. De stijgende zorgkosten worden veroorzaakt door duurdere nieuwe medicijnen, duurdere apparatuur en kundiger artsen. Pas als de geboortepiek ouder wordt, gaat het toenemend aantal 75plussers een rol spelen.
We maken mooie reizen. We hebben leuke loefhebberijen en doen langer aan sport. Kijk maar eens op de tennisbaan of de golfbaan. We zien onze kleinkinderen opgroeien en carrière maken.
Een tweede oorzaak van de vergrijzing is tijdelijk. De geboortepiek van 1946 tot 1964 begint 65plus te worden. Als die groep overleden is, zo na 2054 is het percentage 65plus weer gedaald. De derde oorzaak is de ontgroening. Vanaf 1975 is het geboortecijfer lager en zo daalt het percentage 0 tot 25 jarigen. Dus stijgt het percentage van de andere leeftijdsgroepen en daarbij de 65plussers. Voor mij is die ontgroening veel meer het echte probleem. Wanneer in de loop der jaren dat lage percentage jeugdigen doorwerkt in de ouder leeftijdsgroepen. Eerst daalt het aantal leerlingen in de basisscholen, daarna in middelbare scholen en vervolgens het beroeps= en wetenschappelijk onderwijs. Dan komen er kleinere groepen op de arbeidsmarkt. Er ontstaan tekorten in diverse sectoren. Met immigratie proberen we het op te lossen.
Minder werkenden moeten via de belastingen de kosten van de zorg opbrengen. Daar zijn ze niet blij mee. Ze zijn opgegroeid in een tijd, dat alles kon en ze hadden gemiddeld weinig broertjes en zusjes. Ze konden alles krijgen wat hun hartje begeerde. Nu moeten ze kromliggen voor al die ouderen. Opofferingsgezindheid is hen maar al te vaak niet voorgeleefd. Het is echt geen wonder, dat partijen als de PVV, de VVD en D66 het goed doen. Ze kopen zo nodig wel zorg in voor hun ouders als die het zelf niet kunnen opbrengen. Het zijn vooral de lagere inkomens, die slachtoffer worden van de bezuinigingen op de zorg. Nu de zorg aan de gemeenten is toevertrouwd, vergt dat grote waakzaamheid van onze GroenLinkse raadsleden.
Nu we steeds ouder worden krijgen we ook langer pensioen. Daarmee is geen rekening gehouden bij het vaststellen van de pensioenpremies. We zouden de premies dus kunnen verhogen. Dat zou best kunnen omdat we de productiviteit in veel sectoren zien stijgen. De keuze is dus tussen stijgende loonlasten door hogere premies of hogere winstuitkeringen. Er is gekozen voor langer werken en dus langer premie betalen. Zo wordt ook een oplossing gevonden voor het veronderstelde tekort aan arbeidskrachten. Een structureel overschot op de arbeidsmarkt is waarschijnlijker. We zullen serieus moeten deken aan een eerlijker verdeling van het werk. Daarbij is het mogelijk, dat het voor hooggeschoolden anders ligt.
Toen ik twintig jaar geleden van de DOP-regeling mocht gaan profiteren, was er een overschot aan jonge leerkrachten. Mijn inkomen daalde wat, maar een jonge collega kreeg meer werk. Ik was wel blij, dat ik na veertig jaar voor de klas kon stoppen. Collega’s, die nu tot na hun 65ste moeten doorwerken hebben het zwaar. Ik vraag mij steeds af of dat langer doorwerken invloed gaat hebben op de levensverwachting. Als dat zo zou zijn, hoeft de pensioenleeftijd straks niet verhoogd te worden.
Het financieringsprobleem van de overheid is vervangen door problemen voor de burger: minder zorg, langer werken en daardoor minder gezondheid en geen waardevast pensioen. Echt reden tot juichen zie ik niet.
Jaargang 7, Nr. 317.