Euroscepticisme 3

BESTAAT HET NOG, INTERNATIONALE SOLIDARITEIT?

In 1906 vertrok de broer van mijn oma als missionaris naar Oeganda. Hij heeft daar scholen en een ziekenhuis gebouwd. Het geld ervoor bedelde hij bij elkaar in Nederland en de Verenigde Staten. Als kind leerde ik al iets te geven voor de missie. Het hoorde gewoon bij mijn Roomse opvoeding. Maar ik maakte ook de andere kant van de medaille mee. Na de Tweede Wereldoorlog keerde ons gezin berooid terug in het geplunderde Arnhem. Van diezelfde mensen uit Noord-Amerika, die onze heeroom steunden kregen wij hulppakketten. Niet zo veel jaren later kwam er na de Deltaramp een enorme hulpstroom uit de hele wereld voor Nederland op gang. Internationale solidariteit.

Als ik hoor en zie hoe mijn mede Nederlanders nu spreken en schrijven over hulp aan het buitenland en over goede doelen, dan schrik ik van de mentaliteitsverandering. Gelukkig is die niet algemeen en wordt er nog ontzettend veel gegeven. Een enkele keer maak ik bij collecteren mee, dat mensen zich hardop afvragen of het niet een goed doel in het buitenland betreft Over de strijkstok en de bodemloze put schreef ik onlangs nog http://johnchmjorna.nl/?m=201312 . Het gaat nu vooral over de houding van Nederland tegenover het al dan niet profiteren van de Europese Samenwerking. In de begin profiteerden wij vooral. Er was veel steun voor de landbouw en de herstructurering werd ook door Europa betaald. De blijvers konden hun bedrijf intensiveren of vergroten en zo een redelijk inkomen bereiken. De wijkers werden naar nieuwe banen geholpen. Toen die reusachtige herstructureringsoperatie voorbij was werd Nederland netto betaler. Sindsdien is de kritiek aangezwollen vanuit partijen, die eigenbelang als belangrijkste doel hebben. De Thatcher-doctrine “Ik wil mijn geld terug” werd omarmd. Nederland slaagde erin de eigen bijdrage te verminderen.

Hoe profiteert Nederland van het lidmaatschap van de EU? Eigenlijk is dat de vraag naar de oorzaken van de Europese integratie? Al voor de Tweede Wereldoorlog waren er multinationals als Philips, Unilever en Royal Dutch Shell ontstaan. Zij produceerden op grote schaal, want dat was goedkoper. Daardoor hadden ze ook behoefte aan een grotere markt. Het moest gemakkelijker worden de producten zonder tolmuren en andere grensoverschrijdingsbeperkingen af te zetten. Het internationale bedrijfsleven is dus ook altijd de belangrijkste aandrijver van de Europese integratie geweest en is dat nog steeds. Tegelijk lobbyt het bedrijfsleven tegen allerlei maatregelen, die hen geld kosten.

Het resultaat van dit proces is, dat de Euopese bedrijvigheid zich heeft geconcentreerd in gebieden met de meest gunstige vestgingsvoorwaarden. Daar hoort Nederland bij. Maar er zijn ook gebieden, die voor geen enkele vorm van bedrijvigheid geschikt zijn om zich er te vestigen. Nee, bestaande bedrijvigheid verdwijnt er, want ze houden daar de concurrentie niet vol. Soms verergeren ze zelf de situatie door loonstijgingen. Lage lonen waren de gunstige vestigingsvoorwaarde voor arbeidsintensieve industrie of toerisme. Wij profiteren dus van de werking van de vrije Europese markt; elders gaan ze eraan kapot. Met het regionale beleid heeft de EU daar iets aan proberen te doen, maar met weinig succes. Een nieuwe snelweg leidt niet automatisch tot nieuwe fabrieken. Daarvoor moeten de mensen daar zelf zorgen.

We kunnen dus constateren, dat door de EU de ongelijkheid in Europa is toegenomen. Dan ligt het aan ons gevoel voor rechtvaardigheid of we bereid zijn aan compenserende maatregelen bij te dragen. Veel Eurosceptische partijen zijn daartoe niet bereid. Aan wie geeft u uw stem? Het past in een lange Europese traditie, dat we kiezen voor internationale solidariteit. Misschien is Euroscepticisme wel heel erg on-Nederlands.

Jaargang 7, Nr. 306.

One Response to “Euroscepticisme 3”

  1. Rob schreef:

    Goed beschreven!
    Jammer genoeg ontbreekt het historisch besef steeds meer.

    Vriendelijke groet,

Leave a Reply