De toekomst van groene politiek

WAAROM GROEN?

Wat zijn de achterliggende ideeën om de natuur te beschermen, het milieu schoon te houden en zuinig om te gaan met grondstoffen en energie? Is natuur en milieu een natuurwetenschappelijk onderwerp of is het politiek of juridisch of ethisch? Waarom vinden we het zo belangrijk? Omdat we houden van de natuur? Omdat we vinden, dat de aarde overbevolkt is en ons bestaan bedreigd wordt? Omdat we bang zijn, dat onze gezondheid geschaad wordt? Of willen we onze planeet netjes achter laten voor onze kinderen en kleinkinderen? We zien allerlei problemen en zijn vooral bezig oplossingen te zoeken. Waarom kennen wij geen leefstijl, die milieuproblemen voorkomt? Moeten we in navolging van Amy Groskamp-ten Have een “Hoe hoort het?” schrijven, maar dan toegespitst op natuur en milieu? Zou Amy daar woorden aan vuil gemaakt hebben? Wat brengt ons ertoe om een Vereniging Natuurmonumenten en een provinciaal landschap op te richten? Wat zijn de bestaansgronden van Natuur en Milieu, Milieudefensie of Greenpeace? Waarom zijn er groene partijen? Waarom stemmen burgers op zo’n partij?

Laten we eens beginnen met landschap en natuur. Ik noem ze beide, want vooral stadsbewoners noemen alle groen buiten de stad natuur. Echte natuur vinden we daar, waar geen menselijke invloed waarneembaar is. Zo beschouwd kennen we in Nederland geen echte natuur al komt het Waddengebied in de buurt. Maar in Nederland denken we bij natuur aan duinen, zandverstuivingen, heide, veenmoerassen, kwelders en slikken of een binnendelta als de Biesbos. Veel mensen vinden onze bossen ook natuur, maar de meeste bossen zijn productiebossen. Elk van die gebieden kent weer een eigen flora en fauna, mooi op elkaar afgestemd. Je vindt er een eigen ecosysteem. Daarbij hoort een reliëf, een bodem, een waterhuishouding, een microklimaat naast de flora en de fauna. Als je iets verandert, merk je dat in het hele systeem. Dat kan ook door luchtverontreiniging of de inlaat van voedselrijk water. We proberen die gebieden intact te laten, zodat we ervan kunnen genieten, er tot rust kunnen komen, ons kunnen ontspannen, gezonde lucht kunnen ademen, een goede conditie kunnen opbouwen en er ook nog iets van kunnen leren. De aanwezigheid van zulke gebieden zorgt voor dag- en vaak ook verblijfstoerisme en zo zijn ze ook van economische betekenis. Toen door ontginning van de “woeste gronden” die natuurgebieden zeer zeldzaam dreigden te worden, ontstonden de natuurbeschermingsorganisaties. Zo bleef een prettige leefomgeving gehandhaafd, een belangrijke vestigingsplaatsfactor voor hoogwaardige werkgelegenheid. Daarom moet het verlies aan natuur gecompenseerd worden. Er wordt nieuwe natuur geschapen. Voor mij een contradictio in terminis. Het wijst ook op een beperkte visie op de schoonheid van agrarische landschappen. Die hebben we in Nederland in tal van variaties met elk specifieke kenmerken, die vaak het ontstaan en de ontginningsgeschiedenis weerspiegelen. De waarde van zo’n landschap kunnen zien, oog hebben voor de schoonheid en de harmonie en de Hollandse luchten erboven, dat is een kwestie van opvoeding en van jarenlange ervaring. En van het willen zien. Bijna ex-staatssecretaris Bleker heeft er duidelijk geen oog voor. Voor hem gelden vooral bedrijfseconomische criteria, zoals voor zoveel boeren. Het rivierengebied kent een bijzonder microreliëf. Je kunt er oude rivierbeddingen herkennen en de oeverwallen ernaast. In die bedding kan het voor aardappelteelt te nat zijn en op de oeverwal te droog. Dan is het bedrijfseconomisch heel verstandig om de grond van de oeverwal in de vroegere bedding te schuiven. “Ik mag met mijn grond doen wat ik wil”, hoor je dan. Dat je iets dat in vele eeuwen ontstaan is in een paar dagen vernietigt, realiseert zo iemand zich niet.

Zo worden op veel grotere schaal tropische regenwouden ontgonnen. Wordt dan tegelijk ook die ene plant vernietigd, die een geneesmiddel bevat tegen een heel nare ziekte? We weten het niet. Verliezen dieren hun leefgebied en sterven ze uit? Het economisch belang gaat voor. Dat planten en dieren hun eigen waarde hebben telt niet mee. De mens staat boven de natuur en mag haar gebruiken. Dat je die gebruiksmogelijkheden aantast en zo toekomstige generaties benadeelt is geen argument. Pas achteraf, kunnen je kleinkinderen jou aanklagen, maar dan ben je er niet meer. Bescherming van de natuurlijke hulpbronnen is dus ook een ethische kwestie. Als kortzichtig eigenbelang bepalend is voor de moraal, dan verliest de natuur het. Dat is het risico van een te ver doorgeschoten liberalisering. Eerst in de opvoeding en later in de maatschappij. Ons ethisch bewustzijn lijkt steeds zwakker te worden. Opvoeders zouden zich daar veel meer van bewust moeten zijn. Als de opvoeding niet voldoende is, gewoon burgermansfatsoen tekort schiet, dan rest nog de wetgeving. Dan heb je de politiek nodig en met name het groene bewustzijn bij politieke partijen. Daarvoor zijn groene partijen hard nodig.

Jaargang 5, Nr. 234.

Leave a Reply