WELKE FACTOREN BEPALEN DE HOOGTE VAN HET GEBOORTECIJFER?
Hoe vang je de gevolgen van de bevolkingskrimp op? Voor die vraag staan gemeenten in enkele perifere delen van Nederland, die al lang te maken hebben met vertrekoverschot. Er blijven relatief weinig jonge mensen over. Dus worden er weinig jonge gezinnen gevormd en is het geboortecijfer laag. Zo krijg je leegstand van woningen, sluiting van scholen en andere voorzieningen. Franse toestanden worden gevreesd: dorpen waar niemand meer woont. Daarom wil ik deze column maar eens wijden aan het geboortecijfer.
Het geboortecijfer is het gemiddeld aantal levendgeborenen per duizend inwoners per jaar. Een geboortecijfer van tussen de 10 en 20 promille is laag. Hoge geboortecijfers zoals in nog enkele ontwikkelingslanden komen tot dicht bij de 50 promille. Bedenk wel, dat de bevolking in een gebied ook kan groeien door vestiging.Tegenover het geboortecijfer staat het sterftecijfer. Het sterftecijfer is het gemiddeld aantal sterfgevallen per 1000 inwoners per jaar. Een laag sterftecijfer ligt in de buurt van de 10 ‰ en een hoog sterftecijfer ligt boven de 30‰, maar dat komt in de wereld nog maar weinig voor.
Waardoor wordt de hoogte van het geboortecijfer beïnvloed? Vroeger zeiden we door de gezinsgrootte, maar dat is nu wat moeilijk, want statistisch is een gezin een eenheid bestaande uit gehuwde ouders en kinderen. Veel ouders zijn niet gehuwd en er zijn veel eenoudergezinnen. Dus keken we vroeger naar de huwelijksvruchtbaarheid, want vroeger werden bijna alle kinderen binnen een huwelijk geboren. Dat is niet meer zo, Dus kijken we naar het algemeen vruchtbaarheidscijfer: het gemiddeld aantal levendgeborenen per 1000 vrouwen van 15 tot 45 jaar per jaar. Een andere aanwijzing is te kijken naar de rangorde van de kinderen. Hoeveel procent van de kinderen is eerstgeborene, hoeveel nummer 2, hoeveel nummer 3, enzovoort. Als het percentage nummers vijf hoog is, betekent het dat er grote gezinnen aan het ontstaan zijn. We kijken ook naar de vervangingsfactor. Hoeveel kinderen krijgt een vrouw gemiddeld in haar leven? Vanaf 1975 heeft dat aantal jarenlang rond de 1,5 gelegen. De laatste jaren is het iets gestegen en zit nu tussen de 1,7 en de 1,8. Dat betekent, dat er op den duur een sterfteoverschot zal ontstaan. Er sterven meer mensen dan er kinderen worden geboren. Als de vervangingsfactor 2,1 is betekent dat op de lange duur een constante bevolking.
Er is een tijd geweest, dat de gezinnen flink groot waren en het geboortecijfer bleef toch redelijk laag, dus niet boven de 40‰. Veel boerenzoons en dochters konden niet huwen, omdat ze geen inkomsten hadden. Ze woonden nog op de boerderij van hun ouders, deden wat werk in ruil voor de kost en de inwoning. De opvolger kon pas laat huwen, maar dan vaak met een jongere vrouw. Ook bij veel ambachtslieden zag je dat. Een gewone knecht verdiende te weinig om te kunnen trouwen en pas na lang sparen en na meesterknecht te zijn geworden werd een huwelijk mogelijk. Dat noemen we het agrarisch-ambachtelijk huwelijkspatroon: weinig en laat huwen. In deze tijd kiezen nog al wat mensen voor een bestaan als single. Als dat al een keuze is. Meestal doen ze niet mee met kinderen krijgen, al blijkt er bij een deel van de alleengaanden wel degelijk een kinderwens te bestaan. Die wordt zelden uitgesproken en nog minder kiest een alleengaande vrouw voor het moederschap: de Bom-moeder. Bom staat voor bewust ongehuwde moeder. De conclusie is, dat het lage geboortecijfer in Nederland ook samenhangt met het hogere percentage alleengaanden.
Maar we stipten nog een factor aan, namelijk de leeftijd, waarop een vrouw haar eerste kind krijgt. Ligt die leeftijd op 20 jaar, dan krijgen we in een eeuw vijf generaties. Bij 25 jaar zijn er vier generaties. De groei gaat langzamer. In Nederland wordt het eerste kind gemiddeld extreem laat geboren, namelijk als de vrouw al bijna 30 jaar oud is. Die vele late geboorten zorgen overigens voor meer complicaties bij zwangerschap en geboorte. Het laat kinderen krijgen zorgt ook voor een lager geboortecijfer in Nederland.
In de inleiding noemde ik al het vertrek van jonge mensen uit de perifere gebieden met weinig werkgelegenheid. Daardoor verandert de leeftijdsopbouw van de bevolking. Er zijn weinig vrouwen in de vruchtbare leeftijd en ook daardoor worden er in deze gebieden minder kinderen geboren. Het geldt echter ook voor Nederland als geheel. Tot 1964 bleven de geboortecijfers in Nederland boven het vooroorlogse niveau. Die generaties zijn dit jaar allen ouder dan 45 jaar geworden en dus zal het percentage vrouwen in de vruchtbare leeftijd de komende jaren dalen en daardoor zal het geboortecijfer lager uitkomen.
Veel factoren zorgen in Nederland voor een laag geboortecijfer. Je moet ook kijken naar de redenen erachter. Een interessant inzicht is recent naar voren gekomen. Altijd werd aangenomen, dat een lage welvaart, zoals in de ontwikkelingslanden zorgt voor een hoog geboortecijfer. Kinderen zorgen er voor hun ouders, werken voor ze en dus zijn kinderen in de ogen van de ouders een bron van welvaart. In Nederland is kinderen krijgen, kinderen voeden en kleden en een opleiding geven en ze opvoeden een dure zaak. Alleen behoorlijk welvarende mensen zijn in staat om drie of vier kinderen groot te brengen. Meer kinderen hebben is een teken van welvaart geworden, misschien zelfs een statussymbool. Dat nodigt dan weer uit tot navolging. De groep, die om religieuze redenen meent geen geboorteregeling te mogen toepassen en dus erg grote gezinnen krijgt is inmiddels heel klein geworden en heeft dus ook weinig invloed op het landelijke geboortecijfer.
In de discussie rond de verhoging van de Aow-leeftijd speelt de lage vervangingsfactor in de afgelopen veertig jaar een belangrijke rol. Weinig jonge mensen moeten de komende jaren voor steeds meer ouderen gaan zorgen. Wat betreft de financiën zou dat best mee kunnen vallen, want die welvarende ouderen betalen veel meer belasting dan de ouderen van vandaag en uit die hogere belastingopbrengst kan de AOW-uitkering grotendeels bekostigd worden. Daarnaast neemt de welvaart als de huidige crisis voorbij is weer normaal toe en die toename is veel meer dan de stijging van de totale AOW-kosten. Die verhoging van de Aow-leeftijd is dus om de reden van onbetaalbaarheid niet nodig. Ik vrees, dat er meer een doctrine achter zit. De verzorgingsstaat dient tot de grond toe te worden afgebroken. Daar zou niemand blij mee moeten zijn, behalve die rijken, die zo rijk zijn dat ze geen belastingcent willen afstaan ten dienste van de gemeenschap.
Wat misschien wel een probleem zou kunnen zijn is de bemensing van de zorg. Maar tegelijk zie je op allerlei plaatsen banen verdwijnen door automatisering of een doelmatiger organisatie. Of dat genoeg is? Misschien komt er straks een sociale dienstplicht. Maar studenten, die nu een baantje zoeken in de horeca zouden in een verzorgingshuis nu al uitstekend werk kunnen doen.
Jaargang 2, Nr. 28.