Big is beautiful Is it true?

Uit Parochiekontakt Odijk, mei 2009

Hoe groter, hoe mooier! Is dat waar? Je zou het haast zeggen, want je komt het overal tegen. Gemeenten worden samengevoegd. Ziekenhuizen, scholen, zorginstellingen fuseren. Kleine bedrijven worden opgekocht door grotere: Essent door RWE en Nuon door een Noorse energiegigant Wattenfall. En zie, zelfs parochies moeten samen één megaparochie vormen. 

Scepsis
Elke open dag kwam weer dezelfde vraag: Is deze school niet erg groot? Verdrinken de kinderen niet in de massa? Dan moest ik weer uitleggen, dat elke klas een eigen mentor had, die steeds een goed contact had met alle collega’s, die in die klas les gaven. Ik had ook regelmatig gesprekjes met elke leerling en zo kwam het maar zelden voor, dat we voor verrassingen kwamen te staan, zoals een leerling, die vlak voor de overgang opeens alleen nog maar onvoldoendes haalde. Dan dacht ik, zou die het hele jaar gespiekt hebben en weet hij nu zo weinig, dat het zelfs met spieken niet meer lukt? Zo zie je, dat grotere organisaties goed kunnen functioneren, zolang de afzonderlijke afdelingen maar goed geleid worden, zelfstandig functioneren en de eigen sfeer kunnen behouden. Zonder clubgevoel komt er van zelfstandig functioneren weinig terecht.

Ook in het bedrijfsleven zie je het streven om de verantwoordelijkheid zo dicht mogelijk bij de werkvloer te leggen, zodat ook elke medewerker zich verantwoordelijk kan voelen voor zijn aandeel in het grote geheel. Anderzijds zie je grote zorginstellingen ontstaan, die zo onoverzichtelijk zijn, dat ze onbestuurbaar worden. De administratie wordt een warboel. Schaalvoordelen blijken niet te behalen, goede medewerkers geven er de brui aan en de hele zaak gaat op de fles, waarna die reusachtige organisatie weer in kleinere eenheden wordt opgesplitst en de gemeenschap en de schuldeisers opdraaien voor de verliezen.

Maar te klein is ook niet goed. Dan wordt het te duur en heb je veel minder mogelijkheden. Een supermarkt met enkele tientallen klanten kan het niet volhouden. Een schooltje met zes leerlingen heeft weinig zin. In kleine supermarkten of buurtwinkels is de keus meestal nogal beperkt.  Als je groter bent, komen er meer mogelijkheden. Alles waar ‘te’ voor staat is niet goed behalve tevreden. 

Wat kun je daaruit leren ten aanzien van de samenvoeging van parochies?

De samenvoeging biedt schaalvoordelen voor het bisdom. De berichten gaan naar één adres en het secretariaat zorgt dat alle belanghebbenden het bericht doorgemaild krijgen. Elk jaar hoeven niet acht administraties te worden gecontroleerd, maar slechts één. Dat bespaart op personeel en dus ook op de financiën. Het H. Vormsel werd voor de vormelingen van Bunnik, Odijk en Werkhoven in een keer toegediend. Er ontstaat een jongerengroep voor het hele Kromme Rijngebied.  Elke parochie afzonderlijk kan geen catechumenaat beginnen, maar het gebeurt wel binnen het grotere geheel, net als de Gideonsbende.

Maar hoe zorg je er voor, dat de individuele parochiaan zich nog geborgen voelt binnen die megaparochie? Net als die brugklasser in een scholengemeenschap  met 900 leerlingen. Dat vraagt dus die pastorale zorg binnen de kleinere eenheden. Dat vraagt het zich verantwoordelijk voelen van elke individuele vrijwilliger en dat eist verantwoordelijkheid geven. Dat samen er tegenaan gaan vraagt ook een sterk verantwoordelijkheidsgevoel voor de gemeenschap en dus ook een sterk gemeenschapsgevoel en een sterke clubtrots. Die moeten gevoed worden, bijvoorbeeld door samen koffie of thee te drinken of door de speciale sfeer van de plaatselijke geloofsgemeenschap, die tot uiting komt in soms heel kleine verschillen in de liturgie. Een parochieblad heeft als een van de taken, dat clubgevoel, dat gevoel er samen voor te staan, te versterken. 

Wegwuiven
Hoge Pieten en organisatieadviseurs en dan niet de slimsten onder hen, hebben de neiging het belang van het eigen karakter van een plaatselijke geloofsgemeenschap weg te wuiven. Ze roepen, dat de samenwerking binnen een groter geheel nieuwe kansen biedt, dat we mee moeten met de vooruitgang en niet stil moeten staan bij al het oude. Ze stralen vooral uit, dat zij de deskundigen zijn en eigenlijk hebben ze alleen maar minachting voor de mening van wat zij leken noemen. Gaat het bij de samenwerking in het parochieverband nu ook zo? Of heeft men oog voor het waardevolle in de plaatselijke geloofsgemeenschappen?

Neem nu de liturgie. Ik behoorde weliswaar nooit tot de werkgroep liturgie, maar als lid van het toenmalige parochieberaad en als assistent had ik toch een redelijk zicht op de achtergronden van de liturgische vernieuwingen. Zoals ons kerkgebouw een sobere uitstraling heeft, zo probeerde men dat ook in de liturgie. Geen prachtig  vooral aan de rugzijde versierd kazuifel, maar een sobere toga met stool, waarvan de versiering overeenkwam met de altaarkleden en het kleed van de lezenaar. Sober maar uitermate stijlvol. We zien het ook bij de kruisweg en andere naaldkunst. Toen er misdienaars kwamen kregen die niet een toog met superplie, maar een eenvoudige kovel.  Niet het uiterlijk vertoon deed en doet ertoe, maar de inhoud. De assistenten hielden hun gewone kleding, want zij vertegenwoordigen het volk bij de maaltijd van de Heer. Het gaat immers ook om gemeenschap, om communio.

Veel bij de vieringen gaat terug naar gewoonten en gebruiken bij de Romeinen en in het Midden Oosten. Als daar een koning een stad binnen komt, wordt hij vooraf gegaan door herauten en een erewacht en mannen, die met struisvogelveren op stokken zwaaien en dan helemaal achteraan komt de koning. In onze samenleving laten we de belangrijkste figuur voor gaan. En zo laten wij assistenten ook de priester voor gaan. Veel van deze kennis is verloren gegaan of wordt naar mijn smaak te gemakkelijk terzijde geschoven. De neiging tot gelijkschakeling is overduidelijk en de uitspraak, dat het zo lastig is, dat het overal anders is, kan nauwelijks serieus genomen worden. De eerste de beste gezinsverzorgster weet, dat ze de gewoonten in een gezin heeft te eerbiedigen en dat je je bij elke individuele cliënt hoort aan te passen. Ik wist dat elke klas een eigen aanpak vroeg en ik had er vaak tien of meer per week. Zo kan iedereen eigen voorbeelden bedenken. Ik denk, dat de eisen van hogerop komen en dat de angst regeert. Was het niet Jezus van Nazareth, die elke keer opnieuw liet zien, dat het om de mensen gaat en niet om al die regeltjes uit de joodse wetten? Ik hoop, dat soberheid en smaak, gemeenschapszin en inhoudelijkheid, aanpassing aan onze tijd en onze cultuur belangrijke waarden blijven in onze plaatselijke geloofsgemeenschap.

Leave a Reply