De integriteit van ruimtelijk onderzoek moet bewaakt worden!
Vandaag was ik op de jaarvergadering van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap, kortweg het KNAG. De hoogleraar Sociale Geografie, Ton Dietz van de Universiteit van Amsterdam vertelde er na de pauze over het boek "Van Natuurlandschap tot Risicomaatschappij". Ik ga die lezing hier niet herhalen. Hij begon echter met een oproep aan alle geografen om zich duidelijker als geograaf te manifesteren en doelgericht aan imagebuilding te gaan doen, zoals de historici en de psychologen hebben gedaan. Onder veel geografen leeft de idee, dat hun vak niet serieus wordt genomen. Dat moge zo zijn in de universitaire wereld en bij de pers, die daar zo graag tegenaan schurkt, bij het grote publiek merk ik elke keer weer, dat men onder de indruk is, van de enorme algemene kennis, waar wij geografen over beschikken en dan vooral over het gemak waarmee wij allerlei zaken met elkaar in verband kunnen brengen. Daarnaast merk ik vaak hoe moeilijk het voor velen is zaken ruimtelijk te zien en oplossingen voor ruimtelijke problemen te vinden. En dan is men verbaasd als ik met gemak een aantal mogelijke oplossingen schets. Daarnaast merk ik, dat mensen vaak zeer geïnteresseerd zijn als ik een lezing houd over een geografisch onderwerp of onderweg met een groep iets vertel over wat er op een bepaald punt te zien is.
Zo gebruik ik mijn aardrijkskundig inzicht om ruimtelijke plannen te beoordelen. De kwaliteit is meestal heel behoorlijk en de foutjes betreffen meestal fysisch-geografische of historische details. Zo'n onderzoeker is meestal niet bekend met een gebied en moet alles maar uit bestaande literatuur opdiepen.
Veel ernstiger is het verschijnsel, dat onderzoekers in hun zogenaamd objectieve rapport soms naar de conclusie toe schrijven, die de opdrachtgever wenst. Als integer wetenschapper leen je je daar uiteraard niet voor, maar ja, … er moet brood op de plank komen.
Belanghebbenden laten zich meestal niet zo gemakkelijk om de tuin leiden en prikken het opzetje gemakkelijk door. De Gemeenteraad of de Provinciale Staten of de Tweede Kamer worden ingeseind en als het goed is, gaat het rapport de prullebak in. Maar het wantrouwen van het publiek in al dat gedoe van de politiek neemt opnieuw toe en de sector krijgt een slechte naam.Zo wordt de eigen positie ondergraven en schrikt men ervoor terug om dit soort rapporten nog te laten vervaardigen.
Reden genoeg om dit op die jaarvergadering van het KNAG aan de orde te stellen en het bestuur te vragen samen met andere organisaties op dit terrein te onderzoeken hoe de integriteit van dit vakgebied bewaakt kan worden. Moet er een kwaliteitskeur komen, een erkenning, die men ook weer kan verliezen? Of moet er een Raad voor Ruimtelijk Onderzoek komen, waarbij men klachten kan neerleggen, zoals de Raad voor de Journalistiek? Of moet de rijksoverheid ingrijpen en een Autoriteit voor Ruimtelijk Onderzoek tot stand brengen, die toezicht houdt op deze branche? De Voorzitter merkte op, dat dit een herkenbaar verschijnsel is. Iemand vertelde over geologen, die een charter moeten ondertekenen om erkenning te krijgen als onderzoeker. Het boek van A.J.F Köbben en Tromp: De Onwelkome Boodschap over dit onderwerp werd genoemd. Ik ben dus heel nieuwsgierig of dit onderwerp door het bestuur wordt opgepakt en of er iets van integriteitsbewaking tot stand zal komen. Afwachten maar.