Zuid-Limburg heeft ons veel te bieden

GENIETEN BIJ DE GEUL

Het jaarlijkse familieweekend bracht ons dit keer naar Mechelen in Zuid-Limburg. We troffen het met het weer en we waren daar niet de enigen. Zelden ben ik hier zo veel mede-wandelaars tegen gekomen. Gelukkig kon ik – nog herstellend van een serie bestralingen nog redelijk meekomen met allle activiteiten zoals boerengolf en met een stoeltjeslift van de Wilhelminatoren naar de kern van Valkenburg. Het jongere spul ging trouwens met een forse snelheid langs vele bochten rodelend naar beneden

Maar voor mij was het bezoek aan de Heijmansgroeve langs de Geul onder Epen een hoogtepunt. Deze steengroeve is genoemd naar de natuurvorser Eli Heijmans, die dit unieke plekje ontdekte en er bekendheid aan gaf. Voor de hele familie – we waren met zestien mensen – kon ik uitleggen, waarom dit een geologisch monument is, een uniek stukje Nederland. Dat ging zo:

“We gaan 325 miljoen jaar terug. Wat nu Nederland is ligt in de buurt van de evenaar en heeft een warm en vochtig klimaat. Dit gebied is dan zee, die wordt opgevuld met zand, klei en grint. Zo wordt de zee steeds ondieper en er ontstaat een moerasbos met heel andere planten dan we nu kennen: reuzevaren en reuzepaardenstaarten, zegelbomen en schubbomen. Zo vormen zich meters dikke lagen veen en dan begint het inkolingsproces. Het veen verandert in steenkool. Waarom vinden we hier dan geen steenkool? Het gebied werd door krachten van binnenuit de aarde opgeheven. Het land kreeg te maken met verwering. Het gesteente vergruisde en werd door water en wind afgevoerd. Zo verdwenen hier de steenkoollagen. Wat verder naar het Noorden, was de steenkool langs breuken in de diepte weggezakt. Daar is de steenkool bewaard gebleven. Daar waren onze steenkoolmijnen.

Hoe kan het nu, dat dit oude gesteente uit het Namurien, onderdeel van het Carboontijdperk hier aan de oppervlakte ligt. Want eigenlijk ligt dat gesteente hier dieper en komt pas verder naar het Zuiden aan de oppervlakte. De Geul heeft hier een diep dal uitgeschuurd tot in dat oude Carbonische gesteente. Dat zie je hier in de Heijmansgroeve.

In zulke oude gesteenten komen vaak ertsen voor. Verder naar het Zuiden bij Moresnet werd lood- en zinkerts gevonden. Daar waren ook fabrieken. Afval werd door het water via de Geul meegenomen en langs de Geul bevat de grond wat zink en daardoor groeide hier het zinkviooltje. “Natuurliefhebbers” hebben er weinig van overgelaten.

Onder mijn luisteraars was een stel, dat bezig was met een geologisch wandeling. Dus liefhebbers van het verre verleden lang voordat de mensheid ontstond, kunnen hier hun hart ophalen.

Jaargang 11, Nr. 535.

Leave a Reply