Korter of langer werken?

  TEKORT AAN WERK OF TEKORT AAN

WERKENDEN?

Iedereen kan het weten. Er komen maar weinig jonge mensen op de arbeidsmarkt en grote aantallen, geboren tussen 1946 en 1964 verlaten met pensioen de arbeidsmarkt. Het bedrijfsleven vreest tekorten en toont zich voorstander van soepele immigratieregels voor hoog opgeleiden. De werkweek moet weer langer worden en we mogen pas later met pensioen. Als de economie weer aantrekt zullen we het merken. De spanning op de arbeidsmarkt zal sterk toenemen. De lonen zullen omhoog gaan. Onze concurrentiepositie op de exportmarkt komt in gevaar. Het klinkt allemaal heel logisch.

Kijken we naar de realiteit, dan zien we een enorme werkloosheid. Tijden lang is de economie gekrompen. De mensen kopen niet meer, want ze willen een reservepotje voor het geval ze zelf werkloos worden. Nu de economie eindelijk weer aantrekt vertaalt zich dat (nog) niet in een dalende werkloosheid.

Waardoor wordt die werkloosheid veroorzaakt? Kijk je naar de bouw, dan zie je een complex geheel van oorzaken. Onzekerheid over je inkomen en over de hypotheekrenteaftrek met in delen van Nederland al bevolkingskrimp zorgde voor geringe koopbereidheid en dus dalende prijzen. Dan wacht je tot de daling stopt en dan koop je pas. Nieuwbouw bleek vaak onverkoopbaar. Dus werd er niet meer gebouwd en wachtte  de bouwvakkers baanverlies. Ten dele is dat tijdelijk en zou je kunnen spreken over conjuncturele werkloosheid, maar er is ook een structureel deel, samenhangend met bevolkingskrimp en met veranderingen bij het werken zoals thuiswerk en flexibele werkplekken in kantoren. Werkloosheid in de detailhandel en de horeca is grotendeels conjunctureel. Overal zie je door automatisering en robotisering massaontslagen en nu ook bij middelbare en hogere functies. Denk aan banken en verzekeringsmaatschappijen. De afgelopen decennia bleef er toch veel werk. Robots moeten geproduceerd worden en vragen onderhoud. Daarnaast komen er allerlei nieuwe producten op de markt en de productie, vervoer en verkoop schept weer werk. Blijft dat zo doorgaan? Kunnen we doorgaan met het kopen van steeds weer nieuwe gadgets? Hebben we tijd genoeg om alle gekochte DVD’s te bekijken? Zijn er grenzen aan ons consumeren en dus aan het produceren?

Dit soort vragen brengt mensen ertoe zich af te vragen of de vergaande automatisering niet leidt tot steeds minder arbeidsplaatsen en zo tot structurele werkloosheid. Is het dan niet wenselijk het werk eerlijk te delen en tot wettelijk voorgeschreven verkorting van de werkweek over te gaan? Meer vrije tijd en meer vakantie!

Toch blijf ik met een vraag zitten. Wij zijn steeds rijker geworden. Dat zie je aan al die apparaten in huis, maar ook aan ons collectieve bezit aan kunst en dus musea, aan vervoermiddelen en dus meer wegen en fietspaden, aan bijzondere gebouwen en dus meer monumenten, die zorg behoeven. We zijn dan wel rijk, maar het kost ons veel geld en hoe verdienen we dat met zijn allen als er nu al zo’n weerstand is tegen hogere collectieve uitgaven? Vooral de no nonsense liberalen willen op cultuur maar al te graag bezuinigen. Het mag allemaal geen geld kosten, het moet juist geld opbrengen. Voor iemand, die gevoelig is voor de waarde van ons collectieve erfgoed, is dat van veel minder belang.
Jaargang 7, Nr. 308.

 

Leave a Reply