Racisme en discriminatie

NAAR EEN ONTSPANNEN NEDERLAND

Opeens wordt het Nederlandse volk een etiket opgeplakt. Er zouden allerlei vormen van racisme bestaan en minderheden zouden lijden onder discriminatie. Nu is het vaak moeilijk in je eigen denken en spreken vooroordelen te vermijden. De meesten van ons leven in een eigen groep en hebben weinig contact met mensen van andere groepen. Dat was in het verleden nog veel sterker. Nu onze samenleving meer multicultureel is geworden en vreemdelingen uit de hele wereld in Nederland wonen, komen ontmoetingen meer voor. Bedenk overigens wel, dat er een vrij sterke geografische segregatie bestaat. Zelfs in de grote steden zijn er ‘witte’ en ‘zwarte’ wijken en de meeste dorpen, ook het dorp waar ik woon,, zijn witte getto’s. Zo noem ik ze vaak.

Ik wil het in deze column niet op de eerste plaats hebben over alle problemen, die de grootschalige immigratie met zich meebrengt. De vraag is hoe we tot een ideaal kunnen komen, waarin al die zo verschillende mensen op een prettige manier in Nederland leven. Geen groep verkeert in een achtergestelde positie. Geen groep overheerst en onderdrukt anderen of houdt ze in die achtergestelde positie. Werkloosheid is gelijkmatig over alle groepen verdeeld. De groepen verschillen niet langer in opleidingsniveau en criminaliteitscijfers zijn bij de verschillende groepen even laag. Als je verder wilt komen met dit probleem moet je wel een ideaal voor ogen hebben, zelfs als het nu mijlenver weg lijkt.

Ook in het verleden waren er minderheidsgroepen, die gediscrimineerd werden en misschien weer opnieuw worden. Ik doel op de Joden en de Rooms-katholieken. Bij beiden zag je, dat ze niet in aanmerking kwamen voor belangrijke overheidsfuncties. Hogere rechters, hogere officieren, hogere ambtenaren mochten niet katholiek of joods zijn. Roomsen gehoorzaamden immers aan een buitenlands staatshoofd. Dus zochten ze hun heil in andere beroepen. Bij de katholieken was dat vooral de detailhandel. Daar kwamen belangrijke winkelketens uit voort: V&D en C&A bijvoorbeeld. Je moest katholiek zijn, wilde je er een baan krijgen. Daarnaast werden veel katholieke jongens priester, broeder of frater en meisjes zuster. Velen van hen werkten in het onderwijs en droegen zo bij aan de emancipatie van de katholieken. Er werd een katholieke elite opgeleid en zo konden katholieken vanaf 1960 een normale rol in de Nederlandse samenleving gaan spelen. Bij de Joden zag je een soortgelijke ontwikkeling, advocaten, artsen, bankiers, accountants, maar daarnaast in de kleine detailhandel en het ambacht. Bijzonder was ook de rol van Joden bij diamantslijperijen en de handel in diamanten. De sporen van dit alles zijn nog niet geheel verdwenen.

Willen allochtone minderheden emanciperen, dan zullen ze voor een eigen intellectuele elite moeten zorgen. Dat zie je nu al wel gebeuren. Islamieten worden daarbij gehinderd door de positie van meisjes en vrouwen binnen hun groep. Terwijl de meisjes op de middelbare scholen veel betere resultaten halen, maakt de groep te weinig gebruik van hun capaciteiten. Islamieten hier en elders verzwakken daarmee hun positie binnen onze samenleving. Ze zetten zich zelf op achterstand. Als bij bepaalde groepen de werkloosheid veel hoger is, dan kunnen ze op dezelfde manier reageren als joden en katholieken vroeger. Richt zelf bedrijven op. Begin voor jezelf. Zoek je klanten in je eigen groep. Word je niet toegelaten in een discotheek, begin er een voor je zelf en concurreer de discriminerende discotheek kapot. Voel je je gediscrimineerd door een bepaalde omroep, boycot de adverteerders van die omroep. Als je Hollanders aan hun portemonnee komt, is het vlug afgelopen met flauwe grappen.

Er is nog een merkwaardige overeenkomst tussen joden en katholieken. Dat is hun zelfspot. Daarmee relativeer je je eigen standpunten. Als je kunt lachen om je zelf en anderen kunt laten lachen, maak je je onkwetsbaar voor discriminerende grappen. Ik ken een blinde cabaretier, die er zo af en toe een grap over zijn blindheid tussen door gooit. Mensen onderdrukken met moeite een ‘oei’ en zo verlost hij mensen van een gevoel van onbehagen. Hij wordt niet uitgelachen. Er wordt om hem gelachen. Wat een leuke man! Als katholiek voel je je vaak onbehaaglijk over allerlei zaken uit heden en verleden. Dus maken we er vaak grapjes over. Iemand zegt: “Ik heb vijf broers en vier zussen. Ja ik kom uit een echt Rooms gezin!” Ha ha ha. Je ergert je aan alle pretenties van de Roomse Kerk, dat ze de waarheid in pacht hebben. Dus vertellen we deze mop: “Moos is overleden en komt bij de hemelpoort. Petrus verwelkomt hem en zegt, dat hij een rondleiding gaat geven. Aan het eind komen ze bij een hoge muur. Moos vraagt waarvoor die muur is. Petrus antwoordt, dat daarachter de rooms-katholieken zitten. Dan kunnen ze denken, dat ze de enige zijn, die in de hemel zijn gekomen.” Fons Jansen verzamelde boekjes vol met katholieke mopjes en Max Tailleur deed dat met Jodenmoppen. Als die Chinese zanger had gezegd, dat hij het zo fijn vond, dat Gordon hem niet gevraagd had of hij met zijn spleetogen wel noten kon lezen, dan had Gordon met al zijn dommigheid toch nattigheid gevoeld.

Ze beginnen te komen, de cabaretiers uit de minderheidsgroepen en sommigen breken door naar een wit publiek. Lachen om je zelf, maakt je onkwetsbaar. Ik heb het vaak ondervonden. Een collega tekenlerares gaf de leerlingen jaarlijks de opdracht een karikatuur te tekenen. Soms zag je ze in de klas gniffelen en als ik dan mijn “portret” ontdekte, dachten de leerlingen, dat ik boos zou worden. Dan vroeg ik of ik de zoveelste karikatuur mocht hebben, want ik spaar ze. Ze hangen nog steeds op mijn prikbord.

Wat zou het heerlijk zijn als we in Nederland ontspannen met elkaar om konden gaan, samen om elkaar zouden kunnen lachen. Ik zou me nog gelukkiger voelen in dit mooie land.

Jaargang 6, Nr. 293.

NB Er is een nieuwe versie van WordPress geïnstalleerd, maar de lay-out werkt nog niet zoals ik gewend ben. Maar u gaat het om de tekst. en daarom wacht ik niet langer met publiceren.

Leave a Reply