Kerksluiting doodt een gemeenschap

FEEDBACK VOOR KARDINAAL EIJK

Kennelijk voelt onze aartsbisschop zich aangesproken door de brief, die de Romeinse Congregatie voor de Clerus heeft gezonden naar de bisschoppen in Engelstalige landen. Ik wijdde er op 9 augustus 2013 een column aan. Bisschop Eijk schreef op 25 oktober een vrome en ogenschijnlijk begripvolle brief aan de priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers van het Aartsbisdom Utrecht. In die brief gaat hij geheel voorbij aan de werkelijkheid van kerken met voldoende vrijwilligers, voldoende inkomsten, een heel behoorlijk kerkbezoek bij de weekendvieringen en een flinke reserve, die dan toch de mededeling krijgen, dat het parochiebestuur de kerk wil sluiten. Misschien zijn sommige medewerkers overijverig of hanteren ze keiharde zakelijke argumenten in strijd met de kerkelijke regels. Bisschop Eijk veronderstelt, “dat het parochiebestuur zorgvuldig te werk gaat, de besluitvorming goed voorbereidt en de vereiste procedures volgt”. Er is een pastoor, tevens regionaal vicaris, die van de elf kerken in zijn parochie er graag maar één open houdt. Daarbij schrijven de regels voor dat wordt uitgegaan van de plaatselijke situatie en daar is geen sprake van. De situatie in de parochie als geheel mag geen uitgangspunt zijn. In zijn brief gaat bisschop Eijk zelf duidelijk over de schreef als hij schrijft: “De parochiebesturen baseren het noodgedwongen besluit om een kerk af te stoten op de lokale situatie en op de verwachtingen voor de toekomst wat betreft financiën, kerkbezoek, aantallen vrijwilligers, onderhoudskosten, enz.” De verwachtingen voor de toekomst mogen nooit uitgangspunt zijn, schrijft de Congregatie voor de Clerus.

Het denken over kerkgebouwen is bij Bisschop Eijk nogal tweeslachtig. In zijn brieven aan de pastores wordt voortdurend de nadruk gelegd op het sacrale karakter van een kerkgebouw. De kerk is het Huis van God. Daar past slechts een zeer eerbiedige houding. Het liefst ziet hij er alleen gewijde pastores voorgaan in de vieringen. Pastorale werk(st)ers worden er met moeite geduld. Leken horen eigenlijk niet op het altaar thuis. Het beeld van de gelovigen als één priesterlijk volk, dat samen met de pastor gemeenschap viert ontbreekt daarbij. In de brief is die sacrale ruimte slechts een massa stenen, die als een molensteen om de hals ons de diepte in trekt en ons laat verdrinken. Wij moeten ons niet vastklampen aan een gebouw, maar steun zoeken bij de Heer en bij elkaar. Hier blijkt zo heel duidelijk, dat de bisschop weinig kijk heeft op menselijke relaties en de voorwaarden voor een hechte gemeenschap. Hij kijkt ernaar met de blik van een moderne manager, die om economische redenen bedrijven samenvoegt zonder oog te hebben voor de verschillen tussen groepen mensen. Als ik in mijn eigen omgeving kijk, dan zie ik dat de drie geloofsgemeenschappen op allerlei terreinen al samenwerken. Maar daar waar het echt gaat om er te zijn voor elkaar, zorg te hebben voor elkaar, begrip op te brengen voor specifieke moeilijkheden zoals in pastorale zorg en bij het bezoekwerk gebeurt dat in het eigen dorp rond de dorpskerk. Het zijn de eigen vertrouwde mensen, die op bezoek komen en luisteren en zo nodig helpen. Die zorg voor elkaar komt ook tot uiting in het samen vieren en misschien nog meer in het samen koffie drinken en praten en luisteren en afspraken maken en nieuwtjes uitwisselen. Je kunt natuurlijk best een Eucharistieviering in een andere kerk meemaken en de Bunnikers, die naar Odijk komen zijn van harte welkom en voelen dat ook. Dingen samen doen zoals de fietstochten of de volleybalvereniging of de Scoutinggroep of een lokale politieke partij dat kan, maar daarmee heb je nog geen gemeenschap van Bunnik en Odijk samen. Om over de Vergeten Hoek maar te zwijgen. Om samen gemeenschap te vieren, dingen samen te doen in een dorp of wijk heb je een ruimte nodig. Gemeenschappen, die bij elkaar willen blijven als hun kerk tegen hun wensen in gesloten wordt wijken uit naar de aula van een school of een zaal van het dorpshuis. Die ruimte voor een geloofsgemeenschap is nodig, zoals een schoolgemeenschap niet zonder schoolgebouw kan en een gemeente niet zonder gemeentehuis en een sportvereniging niet zonder sporthal. Voetballers spelen hun spel op een voetbalveld, maar de kantine is voor het clubgevoel wezenlijker dan de groene grasmat.

Waren de bisschoppen maar getrouwd en hadden ze maar kinderen en kleinkinderen, dan zouden ze misschien meer gevoel hebben voor gemeenschap. Ik zie het bij veel families gebeuren. Als vader en moeder zijn weggevallen, wordt het veel moeilijker de familieband te handhaven. Het gezamenlijk ontmoetingspunt is weg gevallen. Bij alle publicaties over de problematiek van de kleine kernen zie je weer hetzelfde. Als de gemeenschapsruimte wegvalt, gaat de gemeenschap pas echt kapot.

Met schrik constateert de bisschop dat in 2012 het kerkbezoek met 9% daalde. Zou het sluiten van kerken en de dwang om de vieringen naar de zaterdagavond te verplaatsen daarvan de oorzaak zijn? Dit beleid veroorzaakt een neerwaartse spiraal.

Jaargang 6, Nr. 289.

Leave a Reply