Is er een probleem?

VERANTWOORDELIJKHEIDSGEVOEL VOOR DE GEMEENSCHAP

In Lienden in de Betuwe werden Polen te hulp geroepen om de voorbereidingen te treffen voor de viering van Koninginnedag. Het dorp zelf kon niet voldoende vrijwilligers leveren. Je zult als dorp maar op deze manier in het nieuws komen. En gisteren was daar ook de lintjesregen. Bij het toekennen van zo’n koninklijke onderscheiding let men er vooral op of iemand veel vrijwilligerswerk heeft gedaan. Hier in mijn dorp kregen drie mannen een lintje. Alle drie waardevolle mensen voor de dorpsgemeenschap. Een organiseert elk jaar met veel succes de collecte voor de Hartstichting, maar zorgt ook, dat er reanimeringscursussen worden gegeven: hartmassage en beademen. Een tweede is vrijwilliger bij de sport, de parochie en de algemene begraafplaats, die helemaal op vrijwilligers draait wat betreft het onderhoud. Een derde was wethouder, is raadslid, was voorzitter van een verkeersberaad en bestuurslid van de Kring Utrecht van het KNAG en zorgde voor het contact met de Universiteit Utrecht. Drie heel verschillende mensen, die elk de waardering van de gemeenschap echt verdienen. Voor het lintje hebben ze het niet gedaan. Ze vinden, dat het zo hoort.

Een gemeenschap kan niet zonder vrijwilligers. Het is eigenlijk een open deur. Een sportvereniging heeft bestuursleden nodig en leden voor de technische commissie en de materiaalcommissie en de sponsorcommissie en de clubladredactie en de trainersgroep en de jeugdcommissie en de kantinemedewerkers en de mensen, die de shirts wassen. Er is voor ieder wat wils. Je kunt moeilijk volhouden, dat je nergens voor geschikt bent. En toch blijkt het vaak moeilijk mensen te vinden. Als ik zo naar mijn vele buren kijk, zijn er die allerlei vrijwilligerswerk doen en tegelijk anderen, die geen poot uitsteken. Soms is het iets als verlegenheid. Ze lijken wat mensenschuw. Soms zijn ze echt heel druk met hun werk. Af en toe vraag ik mij af of er toch meer aan de hand is.

Zou het iets te maken kunnen hebben met de individualisering? Wat versta je daaronder? Voor mij is individualisering een goed zaak als deze inhoudt, dat mensen in hun leven eigen keuzes maken, hun leven in hun eigen hand nemen. Ze worden door niemand gedwongen, niet door familie of een religie of een overheid of een politieke groepering of een werkgever, maar maken zelf uit wat ze met hun leven doen. Ze maken wel deel uit van groepen, maar er is geen groepsdwang. Die eigen keuzevrijheid wil zeker niet zeggen, dat men zich niet verantwoordelijk zal voelen voor de gemeenschappen waarvan men deel uit maakt. Op zich hoeft individualisering niet te leiden tot een gebrek aan vrijwilligers.

Er moet meer zijn. Soms zie je, dat mensen helemaal niets met anderen te maken willen hebben. Ze hebben dan misschien wel een baan, doen hun werk, maar bemoeien zich met niemand. Ze vallen ook nauwelijks op. Soms wordt het wat agressief. Bemoei je niet met mij; ik bemoei me ook niet met jou. Ik maak zelf wel uit wat ik doe. Dat worden op den duur eenzame mensen. Vroeg of laat heb je de anderen toch nodig, maar die mogelijkheid wordt glashard ontkend. De vraag is of het aantal van deze éénpitters relatief toeneemt. Zou dat aan de opvoeding kunnen liggen? Het enig kind zijn? Een psychische afwijking als autisme, waarover je vroeger nauwelijks iets hoorde? Of komt het doordat men niet meer deel uit maakt van een zuil, waar je vroeger door geboorte automatisch bij hoorde en die jou ook bepaalde gedragsregels voorschreef? Voor die vroegere zuilen is niets in de plaats gekomen. Zo drijven veel individuen stuurloos rond.

Ik worstel al jaren met dit verschijnsel en zie eigenlijk geen oplossing. Kunnen we deze drenkelingen in een oneindige zee een helpende hand toesteken? Willen ze die wel grijpen? Hoe voelen zij zich zelf als ze heel eerlijk zijn? Neemt het verschijnsel toe? Wordt het bestudeerd? Is een oplossing nodig en kennen we die? Is het een zaak voor de geestelijke gezondheidszorg? Voor de overheid? Voor mensen onder elkaar? Is het eigenlijk wel een probleem? Ik weet het niet.

Jaargang 4, Nr. 161.

Leave a Reply