Wat doen we met de provincies?

BESTUURLIJKE DICHTHEID TE GROOT?

Een van de meest kwalijke gewoonten in de Nederlandse politiek is het benoemen van een onderzoekscommissie als men het maar niet eens kan worden. De commissie produceert vervolgens een rapport of een advies. Meestal duurt het lang, is het een heel dik rapport met honderden voetnoten. De samenvatting telt zelfs al dertig bladzijden en is in een ondoorgrondelijk jargon geschreven. Maar goed, het rapport wordt plechtig aangeboden en de minister of de Kamerdelegatie, die het in ontvangst neemt spreekt zijn grote tevredenheid uit en verzekert, dat het met zeer grote aandacht bestudeerd zal worden. Daarna hoor je er nooit meer iets van. De onderste laden van de bureaus moeten toch ergens goed voor zijn.

Het schrijven van dergelijke rapporten heeft als enige voordeel, dat het (nutteloos) goed betaald werk oplevert aan ambtenaren of adviesbureaus. Dus was ik nogal verbaasd toen ik in het ontwerpprogramma het punt aantrof om te komen tot een staatscommissie, die verschillende opties voor een herinrichting van het binnenlands bestuur onderzoekt. Daaronder de optie van een tweebestuurslagenmodel. Ik weet niet of dit punt het gehaald heeft. Gezien het dwaasheidsgehalte hoop ik maar van niet.

Het binnenlands bestuur kent een overvloed aan vaak gecompliceerde taken. Een flink aantal taken vallen onder het Rijk. Veel wordt centraal uitgevoerd, maar andere zaken vergen een decentrale uitvoering: wegenaanleg en –onderhoud, onderwijsinspectie, kadaster en cartografie inmiddels geprivatiseerd, waterwegen en sluizen, belastingen. De decentrale uitvoering geschiedt dan wel overeenkomstig het centraal vastgestelde beleid. Die decentrale uitvoering van rijkstaken zorgt ervoor, dat je in de provincie of gemeente toch steeds met die rijksdiensten te maken hebt. Dat wordt gezien als een van de kanten van de bestuurlijke dichtheid.

Gemeenten moeten steeds meer door het rijk bepaalde taken uitvoeren. Het rijk decentraliseert. Helaas is het meestal ook een bezuinigingsoperatie. Gemeenten moeten het met minder geld doen, dan wat het rijk er aan besteedde. Soms is een gemeente veel te klein om de deskundigheid in te huren, die deze taak vergt. Dat was een van de redenen om gemeenten te laten fuseren. Nu blijkt, dat ook de fusiegemeenten vaak te klein zijn voor bepaalde taken. Dus zoekt men het in intergemeentelijke samenwerking. Zo is hier de Sociale Dienst bovengemeentelijk georganiseerd. Nog maar pas hebben zeven vrij forse gemeenten in Oostelijke Utrecht een gezamenlijke ICT-organisatie opgezet. Goede ICT=ers zijn schaars, dus duur. Het schaalprobleem wordt opgelost door intergemeentelijke samenwerking met een wisselende groep gemeenten. Maar voor de burgers wordt het allemaal vrij onoverzichtelijk en de democratische besluitvorming op de betreffende terreinen is ondoorzichtig. Het zijn niet de gekozen raadsleden maar de benoemde burgemeesters of wethouders, die het beleid uitstippelen. Voor een gemeenteraad is het vaak moeilijk er een vinger achter te krijgen. Een ander probleem is de vaak overheersende rol, die een grote gemeente speelt. Kleine gemeenten hebben weinig in te brengen. Intergemeentelijke samenwerking is dus een prima oplossing voor het schaalprobleem, maar de gebrekkig functionerende democratie vraagt hier om goede ideeën.

De provincie raakt steeds meer taken kwijt en als toezichthouder zou hij beter kunnen functioneren. Als je die paar provinciale taken nu ergens anders kunt onderbrengen, kan de provincie worden opgeheven. Dat scheelt een heleboel geld. Het lijkt alsof sommigen hierop aansturen. Daar maak je de provincies niet blij mee. Ze willen er juist taken bij krijgen en bijvoorbeeld de waterschappen annexeren. Dat lijkt mij nauwelijks doelmatig. De taken van een waterschap vragen zeer gedetailleerde kennis van het beheersgebied. Dan moet je het waterschap niet te groot maken. Die ene plek in de rivierdijk, waar vaak kwel optreedt, die moet je bij hoog water goed controleren, want daar is de grootste kans op een dijkdoorbraak.

Ik vind al jaren, dat de Nederlandse provincie groter zouden moeten zijn. Dat geldt met name voor de Randstad. Het bijzondere is, dat hier allerlei functies gespreid over de gehele Randstad voorkomen, waardoor het voorzieningenniveau op een metropolitaan niveau is gekomen. Dat geeft een gunstig vestigingsklimaat voor hoofdkantoren van internationale ondernemingen – zelfs zonder het Nederlandse belastingsysteem – en voor internationale instellingen. Dat vraagt internationale contacten. Het is raar als eerst een Utrechtse, daarna een Amsterdam-Noord-Hollandse delegatie en tenslotte Zuid-Holland in Japan op bezoek gaan. Maar ook tussen de provincies onderling valt veel te coördineren. Op Europese schaal zijn de Nederlandse provincies klein in vergelijking met de Duitse Bundesländer bijvoorbeeld. Maar de afstand tussen burger en provincie is nu al groot en die zal groter worden als onze provincies worden samengevoegd. Als echter in het bestuur van de EU in de toekomst een rol is weggelegd voor de regio’s, dan krijgen grotere provincies extra zin.

Zo maar wat overwegingen. Ze kunnen uitgangspunt zijn voor discussies binnen GroenLinks. Als wij het niet eens kunnen worden, dan kun je een oplossing van het probleem van de bestuurlijke dichtheid voor de komende honderd jaar wel vergeten.

Jaargang 5, Nr.222.

Leave a Reply