EN HET VERZET VAN DE BOEREN
Als tienjarige maakten we met ons gezin de Hongerwinter door in ons evacuatieadres in een schooltje Oostelijk van Apeldoorn. ’s Avonds kwam een paard en wagen langs met een kleine gamel warm “eten”. Dat was meestal groen water, dat moest doorgaan voor erwtensoep. Het brood leek wat meer op stopverf. Ik weet dus goed wat voedselschaarste is. Ook na de bevrijding bleef veel nog lang op de bon. Dat heet voedseldistributie.
Veel boeren, die nu zo protesteren hebben geen idee van voedselschaarste. Ook tijdens de oorlog waren er in boerengezinnen geen tekorten. Het beleid van de regering was na de oorlog gericht op voldoende voedsel tegen aanvaardbare prijzen. Na het tot stand komen van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) werd landbouw een Europese zaak. Ook nu was het beleid gericht op voldoende voedsel tegen aanvaardbare prijzen. Al snel was er geen sprake meer van tekorten en vervolgens werden overschotten een probleem. We hadden ‘melkplassen, boterbergen en vleesbergen’. Koelhuizen lagen overvol. Om het een beetje in de hand te houden kregen we het systeem van melkquota. Als een boer meer produceerde dan het vastgestelde quotum kreeg hij een strafkorting.
Een kleine boer verdiende veelal te weinig, maar meer produceren was geen oplossing. Steeds meer bedrijven werden opgeheven. De wijkers werden wel in staat gesteld in een ander beroep verder te gaan. Steeds meer bedrijven hielden het niet meer vol, terwijl hun familiebedrijf vaak al meer dan een eeuw bestond. De wanhoop over het failliet gaan dreef boeren zelfs tot zelfdoding.
Om toch een redelijk inkomen te krijgen gingen boeren over tot bedrijfsvergroting en mechanisatie en automatisering. Minder personeelskosten. Banken zorgden voor financiering met alle risico’s voor de boer. Toen het quotumsysteem werd opgeheven, vreesde ik aanvankelijk voor overproductie, maar er waren intussen nieuwe markten aangeboord. De chinezen waren gek op onze babymelkpoeder bijvoorbeeld. Dat leek dus prima te gaan.
Maar koeien produceren niet alleen melk, maar ook poep en pies. Die bevatten voedingsstoffen uit ook ingevoerd veevoer. Vrijwel elke boer heeft te weinig land om al die extra mest kwijt te raken. We zitten dus met een mest-overschot. Waar laten we dat? Een deel van de mest verdampt en slaat elders neer. Dan verzuurt de bodem. Dat is slecht voor de begroeiing. Het bos sterft. Dus is de EU met pittige voorschriften gekomen. Minder mest, dus minder koeien en de ten onrechte toegestane groei van de veestapel weer terugdraaien. Hoe zorg je dat de boer toch voldoende inkomsten krijgt voor zowel persoonlijke uitgaven als voor de bedrijfskosten? Kan hij de bankleningen nog aflossen en de rente betalen? Kan de overheid de melk- en zuivelfabrieken dwingen hogere prijzen aan de boer te betalen. Kunnen de lagere inkomens straks nog die dure melk betalen? Mag dat allemaal van de EU? Die duurdere melk, zuivel, vlees en eieren zorgen voor een nog hogere inflatie. Of toch maar collectief vegetariër worden en de hele veehouderij afschaffen? Bedenk wel, dat het laagveen voor weinig anders geschikt is. Het is bepaald niet eenvoudig om dit probleem op te lossen en gewelddadig demonstreren helpt zeker niet om dichter bij een oplossing te komen.
15e Jaargang, Nr. 723.