De pensioendiscussie

OUDEREN MOETEN NIET ZEUREN; ZE HEBBEN HET NOG NOOIT ZO GOED GEHAD

Als je het maar vaak genoeg roept, gaan de mensen het nog geloven ook. Steeds vaker hoorde of las ik deze mening. Af en toe vroeg ik mij af of we wellicht met een campagne van doen hadden. Afgelopen zaterdag, 21 september kreeg economieredacteur Yvonne Hofs op bijna vier pagina’s de ruimte om al die drogredenen van de ouderen eens haarfijn te weerleggen. Ik vond de toon niet steeds prettig. Het klonk af en toe wat hetzerig. Een column als deze biedt niet de ruimte op alle details in te gaan. Dus maar een paar hoofdpunten

De groep ouderen is de rijkste leeftijdsgroep en wordt steeds rijker. Dat is waar en het is maar goed ook. We moeten wel onderscheid maken tussen bezit en inkomen. En we moeten vooral beseffen, dat er over een gemiddelde wordt gesproken en dat er binnen de groep ouderen grote verschillen zijn, net als bij de groep eronder. Door de AOW voor bijna elke oudere zijn er gelukkig onder ouderen minder armen. Behalve de AOW-uitkering en een aanvullend pensioen heeft een klein deel van de ouderen ook inkomen in de vorm van rente of winstuitkeringen. Als deze inkomensdelen zouden stijgen, zal dat weinig invloed hebben op de gemiddelde stijging. Yvonne Hofs suggereert, dat de inkomens uit AOW en aanvullend pensioen de laatste twintig jaar voortdurend gestegen zijn. Bij de AOW heeft een redelijke inflatieaanpassing plaats gevonden. De aanvullende pensioenen zijn zeker niet welvaartsvast gebleven. Ze zijn aanvankelijk wel waardevast gehouden door ze te verhogen met het inflatiepercentage, maar sinds 2008 is dat niet meer het geval. Voor vrijwel alle gepensioneerden vermindert de koopkracht nu al meerdere jaren, in totaal met minstens 10%. Maar de hogere inkomens onder de gepensioneerden hebben daarnaast te maken met een hogere inkomstenbelasting en een flink deel van de gepensioneerden is dit jaar op het pensioen gekort. Dan zijn er hogere premies voor de ziektekosten en een hoger eigen risico, dat juist de ouderen volledig ten laste komt. Alles bijeen een forse koopkrachtdaling. Mogen ouderen piepen?

Maar de ouderen begrijpen vanzelfsprekend dat er problemen zijn en dat iedereen offers moet brengen en dan vooral de mensen met een hoog aanvullend pensioen. Ouderen met een klein aanvullend pensioen hebben recht op ouderenkorting. Zo betalen ze minder belasting en kunnen ze de lastenverzwaring beter dragen. Die ouderenkorting moet dus zeker blijven.

Toch stijgt het gemiddeld inkomen van de gepensioneerden. Dat komt doordat aan de bovenkant ouderen overlijden met geen of een laag aanvullende pensioen, terwijl aan de onderkant zich nieuwe gepensioneerden aanmelden met een gemiddeld veel hoger pensioen. Die nieuwe groep is gemiddeld beter opgeleid en heeft dus betere banen gehad met een hoger salaris. Er zijn bij deze groep nog maar weinig vrouwen, die geen eigen aanvullend pensioen hebben. Vreemd hè, dat gemiddelde inkomen stijgt en de individuele gepensioneerde verliest voortdurend koopkracht en ziet dit jaar zelfs zijn nominaal netto inkomen flink dalen. Tsja, als je als econome in de krant schrijft, moet je wel kunnen rekenen.

Maar hoe zit het dan met het vermogen? Het gemiddelde vermogen van opeenvolgende generaties is flink gestegen. Gelukkig maar, want het betekent dat de welvaartskoek niet geheel verorberd is. Mensen hebben gespaard en dan vooral door de hypotheek op hun huis af te lossen. Veel ouderen hebben dus lagere woonlasten. Daardoor krijg je nu veel uitgestelde consumptie. Dat geldt niet voor de mensen, die nooit hebben afgelost, integendeel hun hypotheeklening nog hebben verhoogd om zo de waardestijging van hun huis te verzilveren. Zij zitten nu met de gebakken peren. Hun huis staat onder water. Ze hebben meer schulden dan bezit. Eventuele kinderen of andere familieleden kunnen straks de erfenis maar beter weigeren of beneficiair aanvaarden. Maar de meeste ouderen laten hun kinderen iets na, zodat ze de hoge hypothecaire lening geheel of gedeeltelijk kunnen aflossen. Mevrouw Hofs legt in haar stuk de schuld voor de prijsstijging van de huizen bij de ouderen. Tsja.

Maar verder kun je met dat vermogensdeel niet veel doen. Je kunt er niet de bakker mee betalen Wel geeft het sterk gestegen eigen woningbezit lagere overheidsuitgaven aan sociale huurwoningen. Als al die eigen woningbezitters ook nog een sociale huurwoning nodig hadden, dan zou de belastingdruk wel erg hoog worden.

Is er dan geen enkel probleem voor het werkende deel van de bevolking? De afgelopen 40 jaar was door de ontgroening het percentage werkenden erg hoog. Geen wonder dat de welvaart toenam. De weinige kinderen hadden gemiddeld een luxe jeugd. De vergrijzing is nu begonnen en de komende jaren gaat het percentage ouderen verdubbelen. Die nieuwe ouderen hebben maar weinig in kinderen geïnvesteerd. Hun kinderen krijgen de rekening gepresenteerd. Het lijkt mij heel redelijk als de generatie van hun ouders eraan mee betaalt.

De bevolkingskrimp geeft dus problemen. Als de Nederlandse bevolking zo snel was blijven doorgroeien zouden er nog veel meer problemen zijn geweest. Ruimtegebrek, nog meer verkeer, nog meer vervuiling, nog meer kosten voor het groot brengen van al die kinderen. Ruimtelijke overbevolking wordt dus tegengegaan. Misschien ook economische overbevolking, waarbij mensen niet meer volledig in hun behoeften kunnen voorzien.

We zitten dus de komende jaren met de vraag, hoe we onze financiële problemen gaan oplossen. Dat vraagt een eerlijke dialoog tussen oud en jong, tussen rijk en arm, tussen kapitaal en arbeid. Het is te gemakkelijk om dan met ons vingertje naar elkaar te wijzen.

Jaargang 6, Nr. 284.

Leave a Reply