Een normaal land met veel toeristen
Eigenlijk heb ik het nooit goed gedurfd, Israël bezoeken. Het leek me vaak veel te gevaarlijk. Ook nu was er de vrees, dat het land Iran zou aanvallen en Iraanse raketten Israël zouden treffen. Een paar dagen voor ons vertrek werd gemeld, dat een Israëlische straaljager een drone had neergeschoten op dertig kilometer van de kerncentrale bij Dimona. Al met al toch spannend om naar het land te gaan. Tegelijk word je je ervan bewust, dat het land er alles aan doet om de veiligheid te garanderen. Dat merk je uitgebreid voor het vertrek en ook weer bij de aankomst. Daarna stap je met het reisgezelschap in de bus. Je rijdt naar het hotel in Jeruzalem en je maakt kennis met het drukke verkeer. Ook hier komen files voor. Je arriveert bij het hotel en het toedelen van de kamers is nog beter georganiseerd dan in allerlei landen in Europa, waar we de afgelopen jaren waren.
In dat hotel alleen al merk je hoe mondiaal het toerisme naar Israël is. Je ziet het aan de andere gasten en vooral ook aan het aanbod aan voedsel bij de buffetten. Er zijn meer mogelijkheden om te ontbijten dan twee sneetjes meergranen brood dan ik gewend ben. Als je de eerste dag al die voor christenen bijzondere plaatsen bezoekt, dan zie je het opnieuw. Mij vielen grote groepen uit Indonesië, China en de Filippijnen op, maar ook uit Afrikaanse landen als Ghana. Toerisme moet een belangrijke inkomstenbron voor het land zijn.
We hadden een uitstekende Israëlische gids, die zeer goed op de hoogte was van het verband tussen het Oude en Nieuwe Testament. Zo maakte hij duidelijk, dat de verhalen over Jezus vooral duidelijk maken, dat hij voldoet aan alles wat het Oude Testament zegt over de te verwachten Messias. En even goed kon hij uitleggen, waarom de kruisvaarders naar het Heilige Land kwamen en hoe de strijd verliep. Op veel plekken zijn de bouwwerken uit die tijd nog aanwezig. Ze zijn te herkennen aan een bouwstijl, die lijkt op de Gotiek.
Wat merk je van het Israëlisch-Palestijnse conflict? Je ziet op veel plaatsen de muur. Soms zijn er controleposten, zoals tussen Jeruzalem en Bethlehem. Je merkt, daar later in de middag, dat kennelijk veel inwoners in Jeruzalem werken. Aan de keurige kleding te zien niet alleen in nederige baantjes. Wij komen heel gemakkelijk door de controle. Hoe het de Palestijnen vergaat, zien we niet. Als we van Jeruzalem naar de Dode Zee afdalen komen we geen enkele controlepost tegen. Er is er eentje op de weg naar Masada, maar geeneens bij de eigenlijke grens. Jericho laat met een grenspost zien, dat het onder Palestijns bestuur valt. De stad ziet er opmerkelijk welvarend uit. Er zijn bronnen, die landbouw mogelijk maken, bijvoorbeeld de teelt van bananen. Een klooster hoog tegen een bergwand is per kabelbaan bereikbaar. Het is de plek van de bekoringen van Jezus na veertig dagen in de woestijn. Toerisme is zo een tweede welvaartsbron. Als we van Jericho naar het Noorden rijden zien we onderweg veel plantages. Ze blijken eigendom van Joodse kibboetsen en waren dat al voor de onafhankelijkheid. Na de zesdaagse oorlog hebben de vroeger eigenaren hun landerijen weer in bezit genomen. Daar moest ik wel naar vragen, want het leek een beetje kolonialisme. Toch kreeg je de indruk, dat het voor onze Israëlische gids een normale zaak is, dat de Israëli’s in de bezette Palestijnse gebieden blijven. De muur zorgt er toch maar voor, dat er geen zelfmoordaanslagen meer zijn. Jammer, dat zo’n muur nodig is, maar het werkt wel.
Onze jonge enthousiaste gids van Joods Jemenitische afkomst wist zijn verhaal goed te brengen. We mochten elkaar. Maar ik wist daarbij voortdurend, dat we de ene kant van het verhaal hoorden. De Israëlische voorlichtingsmachine werkt uitstekend. Wij wilden vooral kennis maken met het land en met de geschiedenis en de cultuur. We waren er niet op uit om politiek te bedrijven. We kwamen niet op de plekken waar het conflict weer elke keer oplaait. Voortaan ken ik het land beter. Ik weet hoe mooi het landschap is en ken de geordende steden met de gebouwen in dezelfde lichte natuursteen. Nu maar hopen, dat het allemaal zo mooi blijft en ook hopen, dat de Palestijnen gaan werken aan meer welvaart in hun eigen gebied. Misschien zal het ooit echte vrede zijn.
Jaargang 5, Nr. 237.
Dag John,
Ik vind het heel lastig te kiezen hoe ik op je verhaal ga reageren. Maar niet-reageren vind ik geen optie: wat je schrijft is op veel plaatsen in strijd met mijn informatie en mijn mening.
En zoals je weet: iedereen heeft recht op zijn eigen mening, maar niet op zijn eigen informatie.
Jouw reis had niet als doel politiek te bedrijven, maar wel om kennis te maken met het land, de geschiedenis en de cultuur.
Ik krijg uit je verslag geen indruk over wat je van tevoren gelezen hebt, of welke flims en reportages je gezien hebt. Ik vind dat je heel veel kunt weten zonder zelf te gaan reizen. Ik ben jaren Palestina-aktivist, en heb maar een keer een kort bezoek aan de Gaza-strook gebracht. Van de vrijwilligers van de anti-apartheidsbeweging was ook maar een heel klein deel in Zuid-Afrika geweest. Je schrijft dat je je steeds realiseerde dat je van je gids de ene kant van het verhaal hoorde. Je hebt naar mijn indruk ook maar een kant van Israel gezien: “geordende steden in lichte natuursteen en een mooi landschap”. Tel Aviv kent sloppenwijken waarbij onzer vogelaarswijken villaparken zijn. Je kiest als titel “een normaal land”. Ik vind het niet normaal dat 20% van de inwoners van Israel (de Palestijnen die niet gevlucght zijn bij de stichting van de staat Israel en die de Israeli “arabieren” noemen) voor een deel onder een andere wetgeving valt dan de rest. Lees Susan Nathan: “de andere kant van Israel”. De geschiedenis waar je over gehoord hebt, gaat o.a. over de kruisvaarders.
Je gaat mee in de denkfout dat de muur “werkt”. Dat is mijn mening, maar een argument daarvoor is dat veel Palestijnen erin slagen illegaal in Israel te werken. Voor meer: weblog Anja Meulenbelt, bijv. 11 oktober 2011. Dat de muur enorme stukken vruchtbare Palestijnse grond annexeert, laat je onvermeld.
Goed, je schrijft je reisverhaal.
De voornaamste reden dat ik me gedwongen zag is je uitsmijter. “Nu maar hopen dat het allemaal zo mooi blijft en ook hopen dat de Palestijnen gaan werken aan meer welvaart in hun eigen gebied”. Dat is een racistische opmerking, die je is ontsnapt, want niet bij je past.
Je weet dat dat “eigen gebied” constant bedreigd is, dat het gebrek aan welvaart onder de Palestijnen op de West-over niet komt omdat ze lui zijn, of geen opgeleide mensen hebben. Dat er veel water wordt weggeleid naar Israel.
Hierbij een tip om de Palestijnse economie een beetje te helpen. Je kunt op olijvenpluk-reis. Hoor en zie je gegarandeert “het andere verhaal”.
Een hartelijke groet,
Fennie Stavast
Zowel tijdens mijn opleiding als bij mijn werk heb ik uitgebreid kennis gemaakt met de problematiek en nu ik met pensioen ben volg ik de ontwikkelingen rond Israël en de Palestijnen behoorlijk intensief.
Ik wist dus donders goed, dat mij een eenzijdig beeld werd voorgeschoteld. Ik wist dat we verre bleven van alle conflictzones en minder aantrekkelijke gebie-den. Ik vermoed ook, dat SRC uit Groningen intensief heeft samengewerkt met het Israëlisch Verkeersbureau. Toch waren wij er niet gerust op, dat alles goed zou verlopen. Vervolgens ervaar je Israël als een normaal land. Natuurlijk weet ik beter. Maar de minder goed geïnformeerde toerist wordt volkomen ingepakt. Overigens is de SRC-reis voor 2013 wat minder eenzijdig.
.) Mijn persoonlijke ervaring gaat terug tot de kleuterschool bij de nonnen tussen 1938 en 1940. Het was in de tijd voor Pasen. De zuster had verteld over Jezus en hoe Hij door de Joden was gemarteld en vermoord door hem met grote spijkers vast te nagelen aan het kruis. Het moet grote indruk op mij gemaakt hebben. Onze naaste buren waren Joods. Toen ik ze tegen kwam ontlaadde de boosheid blij kleine Johnnie. Ik schold ze uit. Ze begrepen er niets van en vroegen mijn ouders wat er aan de hand was. Ze moeten het hebben uitgelegd. Toen ik on lezen kreeg ik het boek van Jules Verne: Reis naar het middelpunt van de Aarde van ze cadeau op mijn verjaardag. Kort daarna werden ze weggevoerd. In Yad Vashem heb ik hun namen gelezen, eerder in Westerbork. Ik was ook in Auschwitz en Birkenau en Bergen Belsen. Nog in de jaren zestig baden we op Goede Vrijdag voor de bekering van de Goddeloze Joden. In overleg met de pastor heb ik het gebed toen maar aangepast.
Ik vind het heel tragisch, dat een volk, dat zo geleden heeft, nu het Palestijnse volk laat lijden. Daarom hoop ik, dat er toch vrede komt en dat de Palestijnen hun energie kunnen gaan steken in de opbouw van hun land. Je krijgt de indruk, dat beide zijden de ander willen provoceren zo gauw het de goede kant op gaat. Ik schreef daar eerder een column over, waarbij ik constateerde, dat beide partijen baat hebben bij het voortduren van het geweld. Zie op mijn weblog in februari 2009. Ik zou willen, dat de twee volkeren vreedzaam naast elkaar bestaan en dat de Palestijnen weer baas worden in de nu bezette gebieden en de Israëliërs uit de Joodse nederzettingen weer terug gaan naar Israël. Een beetje benauwd gaf onze gids wel toe, dat dit nodig zou zijn.
Inderdaad is het de vraag of de muur er voor zorgt, dat er geen aanslagen meer zijn. Aan de kant van Galilea zie je geen muur. Daar lijkt het mij ge-makkelijk illegaal de grens te passeren.
Tenslotte. Ik schreef een eerste indruk van onze reis. Het was bepaald niet de bedoeling een column over het conflict tussen Israëliërs en Palestijnen te schrijven. Voor mijn parochieblad ga ik een stuk schrijven over de religieuze aspecten ofwel over het “Heilige Land”, want ik ging er ook naartoe om kennis te maken met het land, waar het Christendom is ontstaan.
Ik was me ook erg bewust van een zekere oppervlakkigheid en verwachtte eerlijk gezegd wel reacties. De jouwe is heel vriendelijk en ik ben het met je eens.