DE SOCIALE DIMENSIE IN HET EU-BELEID
Het sociale beleid in de EU is vrijwel geheel voorbehouden aan de lidstaten. Er zijn wat kleine elementen EU-beleid geworden zoals de gelijke beloning van mannen en vrouwen en (een poging om meer eenheid te krijgen in) de duur van het zwangerschapsverlof. Vroeger werd altijd gezegd, dat wij in Nederland zo’n fantastisch goed sociaal beleid hadden, dat we er alleen maar op achteruit zouden gaan als de EU zich ermee zou gaan bemoeien. Inmiddels is in Nederland op zoveel terreinen een verslechtering van het beleid opgetreden, dat we maar al te vaak moeten constateren, dat de EU ervoor zorgt, dat het niet te erg uit de hand loopt. Voor de huidige regering is het alleen maar mooi, dat de EU er buiten blijft. Ze kan rustig doorgaan met het uitkleden van de verzorgingsstaat.
De Europese Groene Partij, een bundeling van Groene partijen van allerlei Europese staten, al dan niet lid van de EU, wil wat betreft het sociaal beleid toch tot een gemeenschappelijke visie komen. Tussen al die partijen bestaan grote verschillen. Een document, te vinden op de site van de Werkgroep Europa van GroenLinks, tracht tot een definiëring van sociaal beleid te komen. Wat de EU daarbij zou moeten doen is nog niet duidelijk. Nu gaat het vooral om de sociale aspecten van de New Green Deal. Hoe creëer je groene banen? Hoe bereid je de werknemers daarop voor? In het tweede deel gaat het over sociale tegenstellingen. Bij GroenLinks hebben die de laatste jaren minder aandacht gekregen, omdat ,em vooral keek naar manieren om iedereen aan een baan te helpen. Dan verminder je de sociale verschillen ook. Je laat de mensen niet levenslang in een afhankelijke situatie. Daardoor lijkt GroenLinks ook in sociaaleconomisch opzicht een liberale partij te worden. Dat maakt mij af en toe best ongerust over deze koers. Wat doe je als het niet lukt iemand aan werk te helpen, zelfs niet aan werk, dat de gemeentelijke overheid jou aanbiedt? Maar het zou kunnen werken als je het combineert met scholing en de mensen steeds een trede hoger op de maatschappelijke ladder komen. Hoe zorg je dat werkgevers meewerken? Wat doe je met de beroepswerkloze? Er zijn mensen, die het wel mooi vinden altijd in een uitkeringssituatie te zitten en die weinig eisen stellen. Maar tijdens de discussie, die ik meemaakte ging het daar niet zozeer over.
Terug naar de EU, die op sociaal gebied niet of nauwelijks bevoegdheden heeft. De EU kan wel stimuleren door een sociaal beleid te ontwikkelen met duidelijk meetbare doelen. De uitvoering van dat beleid is aan de lidstaten. Ze moeten rapporteren. Wat is er van de doelstellingen terecht gekomen? Dat wordt gepubliceerd. Maar halen die cijfers de media? Worden er dan de volgende dag Kamervragen gesteld? Vergeet het maar. Het zou wel moeten! De EU kan bij falen geen sancties opleggen.
Het ontbreken van Europese regels kan zeer asociaal uitpakken. Jarenlang onderhield een Finse rederij een veerverbinding tussen Helsinki en Tallinn. Toen kwam Estland bij de EU. De rederij verplaatste zijn hoofdkantoor naar Tallinn en plotseling golden de veel slechtere Estse arbeidsvoorwaarden. Volgens het Europese Hof mocht dat, want er waren geen regels, die het verboden. Die lacune in de regelgeving wordt nu hersteld. Zo moet een Nederlandse onderneming zijn Poolse vrachtautochauffeurs betalen volgens de Nederlandse cao. De EU kan de Nederlandse regering erop wijzen, dat bezuinigen op onderwijs en innovatie slecht is voor de economie.
De EU heeft wel duidelijk beleid voor meer werkgelegenheid. Dat sociaaleconomische beleid kan helpen bij de bestrijding van de armoede en van regionale verschillen in welvaart. De EU heeft altijd een regionaal-economisch beleid gekend. Zo werden de oude mijnbouw- en industriegebieden geholpen bij de herstructurering van de economie en dat gold ook voor gebieden, waar arbeidsintensieve industrie verdween zoals de Twentse textielindustrie en voor eenzijdige agrarische gebieden, waar door de rationalisatie een enorme uitstoot van arbeidskrachten plaatsvond. Niet overal was dit beleid succesvol. Nieuwe wegen en industrieterreinen aanleggen leidt niet automatisch tot vestiging van nieuwe industrieën. Welke initiatieven komen uit de streek zelf? Is men in staat de slimme jonge mensen vast te houden? Hoe is het belastingklimaat? Zijn er machtige vakbonden, zoals in het Ruhrgebied? Is er een ondernemersvriendelijk bewind? Is er veel corruptie en cliëntelisme? Werkt de overheid efficiënt? Is er een goede economische infrastructuur? Denk aan notarissen, makelaars, advocaten, banken, verzekeringen, reclamebureaus, bodediensten en ICT-bedrijven? Hoe is de ligging ten opzichte van een koopkrachtige markt? Zijn er voldoende hooggeschoolde arbeidskrachten en/of juist ook laaggeschoolde goedkope weknemers? In een aantal economisch sterke regio’s zie je deze vestigingsvoorwaarden in sterke mate aanwezig. Ze concurreren heel sterk met elkaar, maar werken ook samen. De economie en daarmee de werkgelegenheid blijft er groeien. Veel mensen vestigen zich daar, zoals in de Randstad te zien op de openingspagina van de Volkskrant de volgende dag. Tegenover die sterke gebieden zijn er veel zwakke regio’s, na de uitbreiding van de EU nog veel meer dan vroeger. Veel geld per regio is niet beschikbaar. Ik raak er steeds meer van overtuigd, dat het vooral van de mensen in zo’n regio uit moet gaan. In vertrekgebieden hoef je daar niet op te rekenen. Het worden dun bevolkte agrarische gebieden met eventueel wat toerisme. Als je van rust houdt is het daar geweldig wonen, maar veel voorzieningen moet je er niet verwachten.
Jaargang 4, nr. 183.